HOME
terug naar 'toespraakjes
gedichten en schrijfsels'

Familiedag fam.
Dekens in Thesinge, 22 mei 2010:
'Jopie.....
noar berre ! '

Lente 1945
- de sneeuwklokjes en crocussen bloeiden.
In de eindfase van vijf
oorlogsjaren, gedurende de ‘hongerwinter’ kwam ik als
geëvacueerd Rotterdammertje, na een kort verblijf aan de
Bovenrijge in Thesinge, op de boerderij van jullie opa en oma
Dekens in Sint Annen. Negen jaar was ik toen.
Jopie…naor berre !
klonk het ’s avonds als ’t voor mij bedtijd was. ‘Taane Dekens’
zei dit. Jullie oma, mocht ik ‘taane’ (tante) noemen. Hun
dochters Tiny en Aly riepen dat ook geregeld. Want... ik had
daar drie schatten van moeders !!
Jopie….naor
berre ! Juist als het gezellig
werd. Niemand meer op ’t land aan ’t werk. In ’t washok hadden
de manlû zich zweetvrij gemaakt, ’t waark in hoes was aan kant,
en d’r was kovvie veur almoal. Nait veur Jopie, want.....
't lutje wichtje mout naor berre !
Eén troost, zoon
Piet was weliswaar ouder dan ik,
maar hij zou d’r ook niet lang meer bij mogen blijven. Dan
was het: ‘Piet ! .... naor berre !’ Ik heb dat dus
nooit kunnen horen, en ik weet niet of het bij hem net zo vaak
herhaald moest worden als bij mij, voordat hij naar z’n bedstee
afdroop. Ik sliep ook in een
bedstee. In de gang. Piet en Kees
hadden daar ook ergens de bedstee.
Dochters Tiny en Aly
deelden een tweepersoons bed in een slaapkamer. Als het ‘s
nachts onweerde,
mocht ik in bed tussen hen ín komen liggen.
Dan voelde ik me veilig !
want ik was erg bang voor onweer……. Het deed me te veel denken
aan de bombardementen van Rotterdam. Nu ging er op zo’n boerderij
ook wel wat extra dreiging uit van naderend onweer omdat boer en
zoons dan allerlei maatregelen voor het vee gingen nemen. Als
kind voelde ik daarbij denk ik een beetje eenzelfde soort dreiging zoals
ik bij de bombardementen op de Rotterdamse havens zo vaak had
meegemaakt. Vandaar misschien dat ik nog steeds niet van onweer
hou.
Die goeie ouwe tijd
daar in Potjebuul ! (Zo werd
Sint Annen vroeger immers genoemd).........
Aly d’r haar rook altijd heerlijk ! Ik zou die geur ook nu nog
direct herkennen ! Ik mocht altijd met de
poppen van Tiny en Aly
spelen, en ik hoefde zowaar niet naar school. Taane vond het
niet goed dat ik alwéér naar een andere school zou moeten. Ze
vond, dat ik na alle oorlogs-narigheden bij hen maar eens goed tot
rust moest komen. Dat was een wijs besluit.

Verveeld heb ik
me nooit ! Soms mocht ik
kovvie noar ’t laand
brengn veur zeuns en waarklû.
Dan moest ik me langs allerlei hekken wurmen met koffie, mokken, en
brood in geruite doeken verpakt. Op ’t land kon ik zien
hoe het koren gemaaid
en netjes in schoven werd gezet. Nooit zal ik die prachtige
beelden vergeten.

De
oogst van mooie vlas-bolletjes
heb ik ook meegemaakt, met daarna het
‘vlas trekken’ door een repel. En ik ruik nu nóg de geuren van
de gewassen op ’t veld. Ik ken de smaak van een rijpe
korenaar… en 't is nog steeds genieten wanneer ik ergens
onvervalste koeienmest ruik……….
Vaak was ik te vinden
bij ’t werk van Tiny en Aly. .....bij de was, die op ’t gras
werd gelegd om te bleken...... ….. in de moestuin waar ook altijd
veel werk te doen was: boontjes moesten er geplukt worden ….. ‘kruuddoorns’
waren er. Rode bessen. Ja, wat niet al ! Voor mij als stadskind
bar interessant. En het smaakte nog lekker ook ! Want
natuurlijk mocht ik er af en toe van proeven. Genieten was het,
met volle teugen.
In ’t
kaarnhoes
- dichtbie stookhut – maakten Aly en Tiny altijd boter.
Véél lekkerder dan je in de winkel koopt…….. De karnemelk was
ook véél lekkerder. En soms gingen ze op het erf onkruid wieden……..
Kortom, er was altijd wel iets te beleven voor zo’n stads lutje
wichtje.
In de boomgaard heb
ik een dierenkerkhofje
gemaakt. Wat voor dieren daar allemaal terecht gekomen zijn,
weet ik niet meer. Vast wel mollen, kikkers, muizen, misschien
een dood vogeltje…. en kleine konijntjes waren er ook bij, denk
ik.
't Lutje wichtje werd
geregeld door iedereen geplaagd,
en ook dát was heerlijk, want…. is immers aandacht ! En als
ik ’t niet vertrouwde vroeg ik aan ‘taane’ (hun moeder dus)
of het wáár was, wat ze mie ‘wiesmoktn’.
Ik vóelde, dat ‘taane’
dan met een ernstig gezicht altijd de waarheid sprak. Maar....ik
herinner me ook nog goed dat héél kleine lachje dat er dan om
haar mond verscheen.
Taane kon ik altijd vertrouwen. En zij
plaagde mij nooit.| Te midden van alle - weliswaar
goedmoedige- plagerijen was zij voor mij de rots in de branding. Ik
zou haar dit nog zo graag eens willen vertellen. Ook zou ik haar
willen zeggen hoe goed het was, dat zij ervoor zorgde dat ik
weggehaald werd uit de boerderij aan de
Bovenrijge in
Thesinge. Omdat ik daar zo’n
heimwee kreeg.
Taane zag mij toen ze
er een keer op bezoek was en ze merkte dat ik erge heimwee had,.
Zei ze meteen tegen boer en boerin: ‘Loat
ze moar bie ons koomn’ ! - en dat, terwijl ze al zo’n
groot gezin had met ook al een onderduiker er bij ! - Maar ‘t was
toen wél mijn redding. Want op die boerderij bij jullie opa en
oma in Sint Annen heb ik geen seconde heimwee meer gehad !

In Thesinge (Thaising) liep ik
op klompjes
van de Bovenrijge naar school. Best
ver lopen voor zo’n kind, totaal niet aan klompjes gewend. Maar
daar op school had ik nooit heimwee want……… er lagen een
héleboel gekafte leesboeken,
en daar mocht je vaak eentje van mee naar huis nemen en ik was
dol op lezen !

Maar ja, op die boerderij aan de Bovenrijge moest
ik eerst allerlei werkjes doen of op hun kleine kinderen passen.
Mijn leesboek werd dan zo lang bovenop een grote kast gelegd,
die zo hoog was, dat ik er niet bij kon komen. Dat kwam hard aan
! En zoiets had ik in mijn eigen ouderlijk huis nooit
meegemaakt.
’s Avonds zaten de
boer en boerin met mijn zusje van 16, in de keuken grapjes te
maken. Ik lag daar dan in een bedstee stiekem te
huilen van heimwee.
Maar.....
in Sint Annen was het elke dag FEEST
!
Over de slaapplaatsen
nog
even. Zoon Luitje sliep daar in Sint Annen geloof ik boven
ergens, en waar zoon Wim, de onderduiker, sliep, werd
ik pas na de oorlog gewaar. Dat was een geheime plek omdat er af
en toe Duitsers huiszoekingen kwamen doen en ‘t lutje wicht kon
zich dus niet verspreken.
Verontwaardigd was ik
wel, toen ik later, na de oorlog pas hoorde dat Wim helemaal
geen zoon was, maar een onderduiker, en hij in werkelijkheid Berend
heette ! Wim werd daar een beetje mijn ‘oudste broer’. Hij
zette mij een keer op de rug
van een
dik varken. Héél raar
voelt dat, met je blote benen tegen zo’n keiharde, stiekelige
varkenshuid. Ook maakte ik een keer mee, dat Wim de ‘verloskundige’
was bij de geboorte van zo’n
tiental biggetjes.
Ik was zó verbaasd dat hij bij elk biggetje dat verscheen meteen
de náám ervan wist. Jammer, dat ik die door hem bliksemsnel
verzonnen namen toen niet opgeschreven heb………!
Toen bij de
bevrijding de Canadezen Sint Annen
bereikten, trokken de twee mooie
dochters van boer Dekens
natuurlijk meteen de aandacht van de soldaten, en al snel kwamen
er met een jeep twee Canadezen de dames
buiten op de bank ‘veur ‘t hoes’,
gezelschap houden.
Natuurlijk was ik dan
ook daar in de buurt te vinden. Het was er dicht bij ‘t water en
ik ving een kikkertje dat ik aan die soldaten liet zien. Groot
was mijn verbazing toen bleek, dat die dappere Canadese krijgers
héél báng waren voor een
kíkkertje ! …
 Dit zijn enkele
van mijn herinneringen aan de bevrijdingsdagen. Want ja, ik heb
toen weer een stad in brand gezien. Rotterdam niet, zoals in het
begin van de oorlog, maar nu de bevrijde stad Groningen, héél
in de verte vanuit Sint Annen duidelijk brandend zichtbaar.
Iedereen was blij, daardoor voelde 't voor mij niet meer een
bedreiging. Het had gewoonweg iets feestelijks. En als
kind merk je die verschillen haarscherp op.
Tot slot nog even
iets heel anders. Altijd weer verbaasde het me bij het eten, dat
boer Dekens, jullie opa, zo
lang stil was voordat
hij met zijn gebed voor of na ’t eten begon. Ik denk dat dit met
eerbied te maken had. Al die opgroeiende kinderen aan tafel, met
Wim en Jopie d’r ook nog bij, waren een rumoerig volkje. Hij
wachtte gewoon totdat iedereen z’n mond hield. Dénk ik.
Bovendien….nu ik van
hun kleinzoon Dick en via mijn genealogie hobby weet hóeveel
generaties dominees
deze familie al in vroeger eeuwen voortbracht, begrijp
ik het nog veel beter ! Die eerbied bij een gebed zit
in de familie-genen
!
Geweldig, dat ik via Dick ontdekte, dat jullie en ik via twee
verre Groninger voorouders échte
bloedverwanten van elkaar zijn !
Van déze familie, waaraan ik zoveel warme, goede
herinneringen heb en aan wie ik zoveel te danken heb ! Het
kán toch niet mooier ? Daarom wilde ik jullie zo graag tijdens
deze familiedag zelf iets over die voor mij zo kostbare en mooie
tijd vertellen.
Ook namens Wim (Berend, de onderduiker) en
zijn vrouw Trijn vertel ik dit, en wij bedanken jullie
hartelijk, omdat jullie door deze uitnodiging aan ons
lieten merken ook als jongere generatie nog aan ons te
denken. Dat wordt door ons heel erg gewaardeerd.
Ik wens jullie een
gezellige familie bijeenkomst toe met daarna veel mooie
herinneringen aan deze dag.
voor jullie nog steeds:
Jopie, ‘t lutje wicht.

|