TERUG

Timen Swiers, de hekkensluiter van een
schippers- en zeeliedenfamilie
van eeuwen her....
(rechts) met de loods
Over zijn jeugdjaren op Schiermonnikoog: zie het
verhaal over Derk Swiers, zijn vader, vuurtorenwachter op
Schiermonnikoog.
Na de opleiding van 1906 tot 1910 aan de
zeevaartschool op Schiermonnikoog werd Timen 3e, 2e en tenslotte 1e
stuurman. Hij was in die periode o.a. in dienst van de Rotterdamsche Lloyd.
De reizen gingen onder
andere naar Hamburg, Bremen, Marseille, rond Kaap Hoorn en via het Suez
Kanaal naar Nederlands Indië.


1917:
De diploma's van derde en tweede stuurman, zie
hier :
Onderaan de diploma's op die plek staat een document, aanvankelijk
verscheurd, maar weer geplakt , dat blijkbaar als uittreksel van het
oorspronkelijke diploma heeft gediend. Het jaar 1937 verwijst naar enkele
jaren voordat in 1940 de tweede wereldoorlog uitbrak. In die crisisjaren,
waarin veel veranderde, zal dit uittreksel voor hem als gezagvoerder van
belang zijn geweest voor het functioneren in die tijd waarin
letterlijk alles ontregeld was. Dat het document verscheurd is geweest, kan
wijzen op een emotionele gebeurtenis, waarvan de oorlogsjaren immers vol
waren.


Op de pasfoto links is hij ongeveer 34, rechts ongeveer 51
jaar.
Hij was dus al jong kaal. Kwam dit ter sprake, dan zei hij
altijd triomfantelijk lachend: 'waar verstand zit, kan geen haar groeien !'
brief van Timen, o.a. over de ramp met de Titanic:


Precies een jaar nadat Timen zijn eerste stuurmansgraad
behaalde en tevens de eerste wereldoorlog in 1918 ten einde was, trouwde hij
op 19 december 1918 in de stad Groningen met Aaltje Valk, een Delfzijlster,
die gediplomeerd verpleegster was in het toenmalige Algemeen Provinciaal
Stads- en Academisch Ziekenhuis (APSAZ) te Groningen. Recht boven de
oude ingangspoort van het ziekenhuis aan de Oostersingel had Aaltje in hun
verlovingstijd haar kamer. Timen heeft bij diezelfde poort vaak op
haar staan wachten !
Haar ziekenhuisboekje, zie:
hier
!
Niet lang na hun
trouwen moest Timen naar New York, volgens nummer 23 op een passagierslijst van
Ellis Island vertrok hij op 21 juni 1919 met de SS Noordam vanuit Rotterdam.
Zijn rang was toen Eerste stuurman, en als relatie staat er “wife: Mrs. A.
Swiers, Sabandplaats (Sabangplaats) 14A Groningen.
Timen arriveerde op 6 juli 1919 in New York “to fetch the SS Biesbosch”.
Meer hierover is te lezen
in 'Scheepsverhalen' :
Stoomschip "Biesbosch"
en
Stoomschip "Noordam".
link naar de Scheepsverhalen: zie Homepage.
In scheepvaart-annalen van heel lang geleden
schreef men in de administratie bij het vertrek van
schepen vaak dat
een schip ‘op avontuur’ ging. Dit is wel in 't bijzonder van toepassing op
de
‘wilde vaart’...
Tijdens Timens
opleidingsjaren van 3e t/m 1e stuurman heeft hij de
'wilde vaart'
goed leren
kennen, maar veel is er over
die periode helaas niet achterhaald .
Na o.a. een tijdlang bij de Rotterdamsche Lloyd te
hebben gewerkt, werd vader als kapitein aangesteld bij
de SSM
(Scheepvaart- en Steenkolen Maatschappij) te Rotterdam.
Scheepskapitein
was hij nu, zoals zijn groot- en overgrootvader waren. Met het grote verschil dat
het nu geen driemast
zeilschepen meer waren, maar stoomschepen en daarna motorschepen.
Hij voer als
gezagvoerder onder meer op de Midsland, de Schokland,
de Gaasterland, en andere
stoomschepen of motorschepen van de SSM.
In het begin van de oorlogsjaren 1940-’45 werd Timen
eerst nog een tijdlang gedwongen om onder gezag van de Duitse bezetter te
varen. De reis ging vooral richting Finland en hij heeft toen menig schip
zien torpederen. Dat moet hem toch veel spanningen hebben gegeven, lijkt
mij. Ook hen kon dit overkomen ! Maar in zijn verhalen ging hij nooit
diep in op die gebeurtenissen en vertelde ons alleen op de voor hem zo
typerende eenvoudige, onopgesmukte manier de grote lijnen van hetgeen hij
had meegemaakt.
Daarna zat vader de rest van de oorlogsjaren met wachtgeld thuis in
Schiedam, dicht bij de havens. Als nakomertje in het gezin van vijf
kinderen, ben ik daardoor de enige geweest die hem thuis veel heeft
meegemaakt. Vandaar misschien, dat ik na zijn overlijden nog vele jaren
ontroerd ben geweest wanneer er op de televisie maar een glimp van beelden
van schepen of havens te zien was.
Gedurende de hongerwinter van
1944-’45 was het bij ons in Schiedam van levensbelang om aan eten te komen.
Zo gingen Timen en Aaltje - door haar man vaak ‘moeder-de-vrouw’ genoemd -
geregeld naar het Westland om in de omgeving van De Lier om daar lakens,
badhanddoeken en dergelijke in te ruilen voor levensmiddelen.
Ik ben een keer mee geweest. Het lopen op de terugweg naar het
treinstation van Delft viel ons zwaar. Gelukkig konden we halverwege met een
paard en wagen meerijden...
Onze tassen waren die keer goed gevuld en we
waren er blij mee, maar... helaas werd alles bij het station door de Grüne
Polizei in beslag genomen. Een bittere teleurstelling.
Gelukkig slaagde
mijn oudste zus – en natuurlijk heette ze Margaretha - erin om gedurende die
winter driemaal op een fiets met massieve banden van Groningen naar
Rotterdam te rijden met fietstassen vol etenswaren, en 't is een wonder dat
haar bij controles onderweg nooit iets is afgenomen...

distributie-stamkaart van moeder
Na de
oorlog vroeg vader, toen ruim 58 jaar oud, al snel een nieuw paspoort aan.
Hij wilde weer naar zee !



compleet paspoort zie:
hier
.
Toen de levensomstandigheden na de oorlog eindelijk weer
normaler werden, mocht vader mij graag verwennen. Moest ik een nieuwe
jurk, dan wilde ik die graag met hém gaan kopen, want 't was gebeurd dat ik
twee jurkjes erg mooi vond en moeite had om er eentje uit te kiezen. Geen
nood, hij kocht ze allebei ! Een tasje dat ik ook eens met hem kocht, moest
van hem beslist van zuiver leer zijn....
Maar ook de andere kinderen
waren vroeger door hem al met cadeautjes verwend. Kwam hij na een lange reis
weer thuis, dan zat er gegarandeerd voor iedereen een cadeautje in
zijn hutkoffer. Glunderend keek hij dan toe hoe iedereen zijn/haar cadeautje
uitpakte.
Misschien moest hij op die momenten wel terugdenken aan zijn
eigen kinderjaren op Schiermonnikoog, toen er maar weinig sprake was
van cadeautjes in het grote gezin, dat van het karige lichtwachterssalaris
moest rondkomen...

wij met ons vijven -
trouwboekje Timen en Aaltje zie:
hier
Op 60-jarige leeftijd gingen scheepskapiteins met
pensioen. Zo ook Timen. Wel werkte hij daarna nog een tijdlang als
afloskapitein en maakte reisjes naar Ierland voor rederij Hudig en Veder te
Rotterdam. Hij was gezagvoerder op coasters zoals de Carpo, Tyro en Echo.
Maar de verre reizen behoorden voor Timen voorgoed tot het
verleden...
Eén keer mocht ik mee met de
Tyro, die van Amsterdam naar
Rotterdam gebracht moest worden. Toen mijn vader op de commandobrug door de
scheepshoorn ‘voor en achter los !’ riep en het schip op sonore toon het
vertreksein liet horen, was ik erg trots op hem.
’t Was de enige ‘zeereis’ die ik in mijn leven heb
gemaakt, en ‘t werd letterlijk en figuurlijk een veelbewogen gebeurtenis.
Het ging die dag namelijk spoken op zee, zoals mijn vader altijd van storm
zei. En ook al zegt men dat een coaster alleen maar langs kustgebieden
vaart, de golven leken kilometers hoog en diep. Ik werd dan ook erg zeeziek.
Mijn vader werd er niet anders van en zag er net zo rustig ontspannen uit
als aan de vaste wal. Hij zal in zijn element geweest zijn...
Op een gegeven moment zag, in de kajuit van mijn vader, de
steward - welke functie hij precies op deze coaster had weet ik niet, maar
mijn vader noemde hem zo - dat ik op ’t punt stond te gaan overgeven . Hij
riep ‘...niet op het kleed !’ Gelukkig kon ik er nog net voor zorgen, dat
alleen de donkergebeitste houten vloer naast het kleed vuil werd....
Wat
is het dan een vreemde sensatie, dat je je meteen kiplekker voelt zodra je
weer met beide benen op vaste grond staat ! Ik had die belevenis ondanks de
zeeziekte niet graag gemist.

nog niet zeeziek........
Aan boord had ik voor het vertrek een gesprekje met een
van de matrozen, die aan dek een sigaretje zat te roken. Hij wist dat ‘de
Ouwe’ mijn vader was en zei aan ’t slot van ons gesprekje de voor mij
legendarische en o zo ware woorden:
“de Ouwe is een goed mens !”
En als
iemand deze uitspraak kon beamen was ik het wel, het nakomertje, dat hem in
de oorlogsjaren en ook daarna toen hij met pensioen was, heeft mogen
meemaken.
De aflosreizen die Timen naar Ierland maakte waren natuurlijk
niet te vergelijken met de langdurige reizen van de grote handelsvaart. Toch
viel het gezagvoerder-zijn hem na de oorlogsjaren zwaarder. Zijn conditie
was er natuurlijk door de oorlog en vooral door de hongerwinter niet
beter op geworden. Zo liep ik een keer met hem op de Rotterdamschedijk in
Schiedam, kort voordat hij weer als afloskapitein zou vertrekken. Tot mijn
verbazing liep hij opeens naar de stoeprand omdat hij dacht te moeten
overgeven. ‘Niet op ‘t kleed !’ flitste het door me heen. Hij wilde er niet
over praten. Zich ziek melden ? Geen denken aan !
Wanneer vader voor een reis afscheid van ons nam en naar de
haven liep, stonden we altijd voor het raam om hem na te zwaaien, maar hij
keek niet meer om. Steevast mopperde mijn moeder dan: ‘Kijk nou toch ! Die
man dènkt helemaal niet meer aan ons ! In zijn gedachten staat hij al op het
schip! ’ Haar stem klonk niet boos. Ze had er begrip voor.
Van zeeziekte heeft Timen naar zijn zeggen nooit last gehad. Hij liep
altijd een beetje wijdbeens alsof hij zichzelf constant in evenwicht moest
houden. Zeebenen noemde ik dat als kind.
Korte tijd later maakte hij
zijn laatste Ierland-reisje en heeft hij de zee vaarwel gezegd. Er begon
toen voor hem een totaal andere levensfase en dat was erg wennen !
Moeder-de-vrouw was altijd degene geweest die thuis de lakens uitdeelde, nu
kwamen er twee kapiteins op één schip ! Ook voor haar was dat een grote
verandering. Ik heb het gewenningsproces van hen beiden van nabij meegemaakt
en moet zeggen dat ze het er goed van af hebben gebracht. Timen was dol op
zijn Aaltje en is dat altijd gebleven. Hij had er geen moeite mee om thuis
het commando uit handen te geven en Aaltje verwachtte niet anders, na zo
lange tijd zeemansvrouw en 'vader en moeder tegelijk' van een groot gezin te
zijn geweest...

Vanwege zijn voortdurende afwezigheid moest Timen de opvoeding van de
kinderen helemaal aan zijn vrouw overlaten. Ik leerde desondanks wel dingen
van hem zoals morse seinen, zeemansknopen, en... dat je de vlag vóór
zonsondergang binnen moet halen, anders ‘vlag je voor de hoeren’, een in
zeemanskringen gebruikelijke uitdrukking.
Heel soms wilde hij zich als
gezinshoofd toch even laten gelden. Hadden we het bijvoorbeeld in een
gesprek over ‘hem’ of ‘hij’ en vader Timen hoorde dit, dan kwamen er
blijkbaar herinneringen bij hem boven aan conversaties van 'mannen onder
mekaar' op het schip en schoot hij even uit zijn slof: ‘Hij? Wàt hij!
Vréét hei, dan schijt je boenders!’ Daar moesten wij dan weer erg om lachen,
en uiteindelijk kon hij zelf een reprimande in ontvangst nemen van
moeder-de-vrouw.....
Zonder het me te realiseren moet ik van hem ooit het
volkslied van Schiermonnikoog hebben geleerd, althans de melodie herkende ik
tot mijn verbazing meteen toen ik het lied een keer hoorde. Een ontroerend
moment !
‘Fier, heel fier fan't drokke livven - Mooi de gotte see ferbeeuwn.....’
Ver, heel ver van ‘t drukke leven - Met de grote zee verbonden.......
Eén keer was vader in de gelegenheid om op de middelbare
school bij mijn leraar aardrijkskunde naar mijn vorderingen te informeren.
De leraar vertelde hem dat ik het wel kon, maar er met de pet naar
gooide..... Breeduit lachend vertelde hij dit later thuis... en natuurlijk
ben ik toen met die pet blijven gooien...........!
Vader Timen was namelijk
dol op spreekwoorden, sterker nog, zijn gesprekken waren altijd doorspekt
met uitdrukkingen zoals ‘de kop in de wind gooien’, ‘het loopt de
spijgaten uit’ - met de nadruk op ‘spij’ - , ‘van dik hout zaagt men
planken’, ‘de wind eronder hebben’, ‘geld over de balk gooien’ of ‘onder
zeil gaan’.... Ook ‘Jan met de pet’ kwam geregeld ter sprake evenals ‘Jan
Boezeroen’. Vader ‘nam geen blad voor de mond’,
dat mag duidelijk zijn.
Mijn toespraakje
op de 75ste verjaardag van zwager Piet Wulffraat had ik daarom voorzien van
een flink aantal uitspraken/spreekwoorden, die we van vader vaak hadden
gehoord. De meeste aanwezigen hadden hem namelijk goed gekend.
Van dit toespraakje staat de link op
de homepage
onder 'gedichtjes en
herinneringen'

1958 - 40 jaar getrouwd - Timen 74, Aaltje 71
jaar.
Na Timen, die in 1964 in Groningen is overleden, hebben
zich in de familie Swiers geen zeelieden meer gemeld. Het lijkt er nu dus
echt op, dat na het zeemanschap van Timen een einde is gekomen aan een
eeuwenlang familieverhaal van de steeds terugkerende aantrekkingskracht van
het water.
Wat blijft zijn dierbare herinneringen,
foto's, wat documenten, en een enkele naam in een
scheepvaart museum........

uit een brief van moeder:

terug naar boven