Lieve Piet
Jouw 75ste verjaardag vond
ik een mooi moment om samen wat herinneringen
op te halen uit
het grote deel van ons leven dat we elkaar al kennen.
Eerst als
bijna-buren aan de Putschebocht in Rotterdam, en daarna
als
familie van elkaar.
Maar...voor de aanwezigen die totaal geen boodschap hebben aan
dergelijke herinneringen, wil ik proberen het ietwat attractiever
te
maken door middel van een prijsvraagje.
En uiteraard mag iedereen die het leuk vind er aan mee doen.
Vader Timen
Swiers staat nu dus samen met
jou in
het middelpunt van de belangstelling.
Want jij Piet, en ook je
broer Carel en schoonzus Gerry,
die een tijdlang in Groningen
woonden,
weten dat vader Swiers altijd in spreekwoorden of
gezegden sprak,
al dan niet door hemzelf verzonnen.
Een flink aantal daarvan heb ik in
dit praatje verwerkt.
Wie zin heeft, kan ze tellen of gewoon een gokje doen.
Straks even een papiertje met je naam en
het aantal bij mij inleveren,
dan maak je - zo nodig via loting
- kans op een prijsje
in de vorm van een door mij meegebrachte échte originele
Groninger koek.
Dus
koekhappers doe je best. Want we gaat nu van
start !
Piet, ik ken jou al m’n hele leven.
Toen ik nog in de wieg lag, maakte jij
voordat je naar school
ging geregeld een praatje met mijn oudste zus Margaretha,
die toen Gretha en later Gré heette. Zij stond zowat elke dag omstreeks
die tijd de deurbel te poetsen tot vreugde van moeder Swiers,
die vond dat Gré
zich
er niet met een Jantje van Leiden van af maakte.
Integendeel,
het ging
allemaal
van een leien dakje !
Maar.... niemand wist, dat die bijna dagelijkse gesprekjes met
buurjongen
Piet Wulffraat tenslotte zouden leiden tot déze zaal,
waarin talrijke nakomelingen aanwezig zijn !
Jouw en mijn
familie waren bijna buren en daar aan die Putschebocht speelden
altijd kinderen uit de hele buurt.
Dat waren kinderen van
Jan Rap en z’n maat,
van
Jan met de pet en van
Jan Boezeroen.
En als er ‘s winters flink wat sneeuw lag,
verschenen er al gauw twee sneeuwpoppen.
Eentje van de
Wulffraat- en eentje van de Swiers- kinderen, werd mij verteld.
Ik hoorde ook iets over uitstapjes van
de zusjes van beide families.
Naar het zwembad of naar Diergaarde
Blijdorp.
Hun voornamen zijn nu soms iets anders.
Toen waren het
mijn zussen Gretha, Roelie en Grietje,
en van de Wulffraat
familie Emma, Nellie en Leny.
Van een zwembad uitstapje bestaan
nog wat fotootjes waarop we
van die heerlijk antieke badpakken dragen
met broekspijpen tot
híer
!
Eeee ......het is me niet bekend of Wim, Carel,
Dirk en Piet behalve belletje trekken
ook wel eens samen uitstapjes maakten.

Toen ik
kleuter was, verhuisden we naar Schiedam en het contact tussen
beide familie’s
werd, ook door de oorlogsjaren '40/'45 spaarzamer.
Alleen Piet bleef geregeld bij
ons komen, en naarmate ik ouder werd, begreep ik
hoe die vork in de steel zat.
Want.... je hebt
altijd van
die mensen die het middelste
met de beide
einden willen hebben !
Ik hoorde dat Piet en Gretha wel eens samen aan
de wandel wilden,
maar er de kans niet voor kregen. Moeder was
namelijk nogal streng.
Maar ja....het
bloed kruipt waar t niet gaan kan
en dat wandelen gebeurde dus tóch.
Moeder heeft
zich
toen door hen behoorlijk in de
luren laten leggen.
Want... plotseling konden de zusjes Gretha en Roelie
het opvállend
goed met elkaar vinden en gingen geregeld
mét goedkeuring van
moeder samen een ommetje maken.
En wat
geschiedde ?
Een paar straten verder stonden Piet met zijn
vriend Arie hen op te wachten.
Want we weten het:
ongelijknamige polen trekken elkaar aan
!
Zo kon het gebeuren dat ook Roelie
en Arie verkering kregen.
Maar Arie
was geen blijvertje
omdat Roelie al snel dacht:
‘ik heb er betere in m’n
kladboekje staan
!’
en ze bleef wachten op haar Anton Buijse !
Dus ja hoor, daar
kreeg je ‘t gegooi in
de glazen
!
Voor Arie was het
vechten tegen de bierkaai
Hij is toen
dan ook met de
noorderzon vertrokken.
Die studentenjaren van jou, Piet,
zullen we ons altijd blijven heugen.
Want jij zorgde
ervoor dat er bij ons zélfs in de oorlogsjaren
gelachen en
gezongen werd. Het Io Vivat klonk geregeld
en ik leerde als
kleuter van jou dat lantarenpaal-liedje,
maar ook het ‘Fides
queres intellectum’
studentenlied kon ik
- niet in woorden maar in klanken - op den
duur zó goed zingen,
dat ik het soms op ons balkon ten gehore
bracht, zodat
de Van de Broekjes, Gerrit en Betje en ook
hittepetitje,
kortom de hele buurt, kon meegenieten.
Dat krijg je als je graag
haantje de voorste wil
zijn,
maar als
nakomertje met al die veel oudere broers en zussen
áltijd je mond
moest houden !
Geláchen hebben we om je
studentenmoppen, die nu vast nóg
springlevend zullen zijn in
onze families.
En dan die
spannende verhalen van je !
Wie kent niet het verhaal van die
griezelige draak !
En dan het beroemde verhaal van die
man-met-de-bijl,
die achter jou aan kwam in een donker,
doodlopend steegje
en kans zag jou een flinke dreun met die bijl
te geven.
Je zei dan, dat je de gevolgener nu nóg van kan zien,
draaide je om, bukte, en wees naar je zitvlak,
waar iedereen
héél erg om moest lachen.
De betekenis van die mop ging mijn
bevattingsvermogen
als kleuter toen nog ver te boven.
Wél zag ik jou, Piet,
toen ook zó lachen, dat
je mondhoeken een smoesje maakten met
je oren !
Natuurlijk zijn die moppen en
verhalen later je kinderen
en andere familieleden
met de paplepel ingegoten.

Een voorvalletje uit die
wandelperiode van Piet en zus Gretha.
Op een keer zaten ze
ergens in het gras, waar je helemaal niet
in het gras mócht
zitten,
en
oooh daar kwam een diender ! -
die pakte hen toen beet,
en zei: ‘ondeugend stelletje,
vertel eens hoe je heet !
Maar déze
guiten begonnen zoals in dat liedje niet te lachen.
Want dit werd een boete
! Hun ouders zouden bericht ontvangen en dan
zouden ze te horen
krijgen: ‘Dat loopt de
spijgaten uit’ met
jullie.
‘We heb er
tabák van' !
en ze zouden thuis strenge
maatregelen nemen.
Móeder Swiers zou met
de nodige pathetiek uitroepen:
’k móet me bedaren, maar als
ik mijn natúre de wil gaf !!!’
En ik méén te weten dat Roelie dit
ook wel es tegen Anton zei.
Maar dan op een iets ándere
toon, tenminste.....
dat hopen we dan maar !
Wat die
bekeuring betreft. Het stelletje was dus érg
geschrokken.
Ze kozen eieren voor hun geld.
Ze
haalden bakzeil
en gingen meteen even naar het
Kantongerecht.
Hoe dát is afgelopen moet Piet ons straks
even opbiechten,
want dat weten we niet.
Een fragment uit onze belevenissen in Groningen, waar wij als
zussen in de
oorlogsjaren soms een tijdje logeerden bij de
tantes Jo en Wine
Swiers.
Deze tantes hadden een pension en ‘t is voor Piet, die er ook
nogal eens kwam,
een tijd met veel herinneringen, dat weet
ik wel zeker !
Herinneringen aan oom Alje, aan Kwee
Hong Kiem, Jan Sybrandus Faber
en er was nóg een aardige meneer
van een jaar of 60.

deze foto is wellicht
door Piet genomen.
Over die
aardige meneer moet ik even iets vertellen.
Want Piet
heeft ons met zijn moppen vaak aan het lachen gemaakt,
maar één
keer maakte hij ons bij de tantes zonder dat te willen aan het
lachen,
terwijl wij helemaal niet lachen móchten !
En dat is érg moeilijk voor een mens.
Die vriendelijke man van
een jaar of 60, had de ziekte van Parkinson.
Z’n handen beefden heel erg. We dronken we altijd koffie in de
woonkamer.
De tantes legden een koekje dan altijd náást het kopje
van hem
vanwege zijn bevende handen.
Maar ja, Piet, hulpvaardig als
altijd, ging rond met de koekjes schaal
en hield die ook aan hém voor.
Hij wilde natuurlijk de vriendelijkheid van Piet
niet beschamen
en ook een koekje pakken. Maar, zoals te verwachten,
lukte
dat niet en ach, de koekjes vlogen als pepernoten door de
kamer.
Een pijnlijk moment.
Maar jongelui hebben vaak meer oog voor humor dan
voor tragiek.
Dus we hadden het toen even
moeilijk, héél moeilijk.
Wat wáren we daar met
z'n allen
toch
een stelletje
Hamburger zuidvruchten !
Lachen ?
‘t Was huilen met de
pet op !
Over
koffiedrinken gesproken. Vader Swiers zei altijd, dat
nergens de
koffie zo lekker was als thuis bij
‘moeder de vrouw’.
't Was toen
nog met
zo’n pruttelende perculator gezette koffie.
Wij vonden het
vaak ‘niet om te zuipen’.
Of........... hebben we
déze uitdrukking van Piet geleerd ???
Herinneringen.
Niet alleen aan Piet,
maar ook aan mijn lieve zus Gré, met wie we het
ondanks haar
vele goede eigenschappen wel eens wat moeilijk konden hebben.
Omdat ze nu eenmaal een licht ontvlambaar vaatje buskruit was.
Maar gelukkig, Piet wist het altijd weer in wonderlijk goede banen
te leiden.
Voor mij was ze als 't ware een tweede, erg zorgzame moeder.
Ik heb
fijne herinneringen aan haar.
Bovendien was zíj
immers de zus, die in de hongerwinter van de
oorlogsjaren
‘40/’45 op een fiets met massieve banden een paar maal
kans zag
om eten
voor ons uit het noorden van 't land naar Schiedam te brengen.
Toen ze een keer
door de Duitsers werd aangehouden
en ze de levensmiddelen in
beslag wilden nemen,
riep ze woedend: ‘blijf af ! dat is voor mijn
zieke zusje !'
En dat was ik. Ze hebben haar nooit iets afgenomen.
Kort na de
oorlog werd jij Piet mijn zwager.
Jullie trouwden ondanks de
waarschuwing die je meermalen te horen kreeg
dat
die
jongelui van tegenwoordig denken, dat ze goud in het huwelijk
vinden.
Maar wat vinden ze ? Een roestige spijker !
De rest van het verhaal hebben de
meesten van jullie meegemaakt.
Sterker nog: zelf mee... ‘gemáákt’ !

Automatisch denk ik nu aan mijn logeerpartijtjes in
de
pastorie naast de kerk, en ik zie dan weer hun kinderen
‘s avonds in
pyamaatjes door de kerk huppelen, terwijl vader
Piet,
dominee én
begaafd musicus, de mooiste improvisaties boven
onze hoofden
op het kerkorgel ten gehore bracht.
Dat was genieten !
Dankjewel Piet.
Voor álles !


en dan mag
ook dit lied
uit zijn studententijd niet ontbreken:

*******
terug naar
boven